vrijdag 6 april 2012

Opdracht 15: Creatief schrijven, commentaar van Nathalie de Graef

Je kan duizend keer deze plek binnenkomen en het zal er altijd hetzelfde uitzien. (Ik zou zeggen: deze plek duizend keer binnenkomen. Dat is logischer, denk ik.) Slechts één keer voelde ik dat er iets veranderd was (Komma.) al kon ik niet direct thuisbrengen wat het was.

Ik controleerde de plaats met een denkbeeldige inventarislijst, (Ik zou hier een dubbelpunt gebruiken, en ik weet niet 100% zeker wat de regels zijn bij gedachtestreepjes, maar ik zou – check – zeggen, of anders ook telkens :) de vrouwentongen op de vensterbank - check, de kapstok vol kledingsstukken (kledingstukken) - check, de ijzeren retro reclameborden tegen de muur - check, het met-zijn-gezicht-naar-de-muur-omgedraaide jezusbeeld - check, de vrouwentongen op de vensterbank - dubbelcheck.(Gewoon ‘gedraaide’. Naar de muur = omgedraaid; Jezusbeeld: hoofdletter.) Pas na een half uur achterdochtig rondkijken wist ik wat ik miste: het portret van ons koningspaar dat ondersteboven aan de muur hing. Gevoel voor humor hebben ze hier wel. Nu ik beter keek (komma) kon in (ik) zelfs de door nicotine uitgespaarde contouren op het behang zien van waar het portret ooit hing. (Het kan aan mij liggen, maar deze zin leest niet zo vlot door de ‘van waar het portret ooit hing. ‘kon ik zelfs aan de door nicotine uitgespaarde contouren op het behang zien waar het portret ooit hing’ zou bijvoorbeeld kunnen, maar dan verander je de betekenis wel wat.) (Dit hele gedoe deed me trouwens denken aan de vaas van mijn tante José die pas opviel toen ze omviel. Ik raapte de scherven van en (een) vaas die ik nooit eerder had opgemerkt (komma) maar die er blijkbaar altijd had gestaan.) (‘pas opviel toen ze omviel’, leuk verwoord. Fijn tussenstukje. Het maakt je nieuwsgierig naar dat verhaal.)

Het leuke aan deze plek is dat je aan de geuren kon afleiden hoe laat het is. (Interessante invalshoek!) Als ik hier 's middags binnenstap kan ik de javelgeur nog ruiken, soms is de vloer zelfs nog nat voor ik de drempel overstap. Zelfs als ik 's middags binnenkom zitten er al andere mannen. (Impliceert dat er eerst andere mannen zaten in plaats van dat je het over jezelf hebt. Klinkt heel vreemd. Je herhaalt ’s middags ook, wat ik niet zou doen.) Je ziet ze nooit binnenkomen of weggaan, ze zijn als het ware vastgeroest aan hun gereserveerde stoelen en zijn deel van het meubilair gaan uitmaken. (Twee maal hetzelfde, maar in andere woorden. Het gaat beter als je er ‘en zijn dus’ of ‘en zijn zo’ van maakt, denk ik.) Het zijn oude mannen met schuine moppen die ze telkens opnieuw vertellen. Bruine vingertoppen, rimpels als de nerven in hun sigarenbladeren, en wallen die hun tranenmeren tegenhouden.

Iets later ruikt het er naar koffie, (Hier kan je best een nieuwe zin beginnnen. Dat geeft een beter effect) geen senseo (Senseo, merknaam) of andere rommel (komma) maar bonen die nog vers gemaald worden en in inox filters geserveerd worden. Ik bestel een 'blote koffie' een koffie zonder gedoe, zonder onderbord, koffie, koekje of melk. Zwart. Zo zwart als 'de Neger'. (Er is in dit dorp maar één neger, niemand weet hoe hij heet, iedereen noemt hem gewoon 'de Neger'. Hier houden we het graag simpel, zo simpel als een 'blote koffie') (Opnieuw een leuke anekdote. Hoeft voor mij zelfs niet echt tussen haakjes te staan, ook al is het een onverwacht intermezzo).

En nog later maakt de geur van koffie plaats voor de geur van bier en sigaretten. (Een alinea beginnen met ‘en’ doet wat vreemd aan. Ik zou deze twee zinnen ook verbinden met een komma of de tweede zin beginnen met ‘Het is’) Een mix die alle andere geuren overtreft en die deodorant overbodig maakt. Het rookverbod heeft in dit afgelegen dorp nog geen intrede gedaan. Zoals zoveel zaken loopt hier alles nog hetzelfde als vijftig jaar geleden. De prijs is wel lichtjes gestegen (al maak ik me daar zelden zorgen over, ik word bijna altijd getrakteerd) en ook de kapstok is aangegroeid met vergeten kledingsstukken die nooit worden weggehaald. Het maakt me droevig de kapstok te zien, stuk voor stuk kledingsstukken die langzaam aan de rook ten onder zullen gaan als in een zeer langzame verstikkingsdood. (kledingstukken. Je herhaalt dit in de volgende zin. Het is beter om op een van de twee plaatsen een synoniem te gebruiken of te verwijzen. Wel een heel mooie metafoor.)

Eigenlijk zijn er veel zaken die me droevig maken in dit dorp: zijn weldraaiende begravenisondernemer (begrafenisondernemer), zijn doodlopende straten, zijn tienermoeders en zijn pretpark (ironie heet dat). En oja (oh ja,)nog iets waar ik droevig van word: mijn ouders. (Ik ben absoluut niet zeker, maar het lijkt me logischer om naar dorp te verwijzen met ‘haar’).

Ik ben een kind van een postpaketvrouw, een Zuid-Aziatische vrouw die door een Europese man naar hier is gehaald in een postpaket. Neen, dat is natuurlijk een geintje maar het heeft wel een symbolische waarheid. Ik ben de eerste generatie van kinderen van zulke postpaketvrouwen, (Einde van de zin is beter hier). binnen enkele jaren zullen de Europese straten vol lopen met ons, maar nu ben ik nog een uitzondering. (postpakket)
Ik word droevig van mijn vader omdat hij een loser is. Nuja (nu ja) logisch misschien, anders moet je geen postpakketvrouw nemen. En dan behandel je je vrouw ook niet zo slecht. Hij zou het erger vinden als er een kras op zijn auto staat dan als mijn moeder haar been zou breken. Nuja, in de veronderstelling dat ze dan nog kan koken en kuisen. (‘dan wanneer mijn moeder…’ is beter hier; nu ja; ‘dat ze nog zou kunnen koken en kuisen dan’.)

En ik word droevig van mijn moeder omdat ze met mijn vader getrouwd is.(Opnieuw: alinea beginnen met ‘en’ doet heel vreemd aan.) Omdat ze seks moet hebben met een vieze, behaarde en zwetende man. En omdat ze dat heeft verkozen boven haar Thaise leven waar ze amper een nagel had om haar lichtbruine reet mee te krabben. Sommige mensen noemen het prostitutie, ik noem het zo ook. Maar het is wel een andere vorm van prostitutie. Je moet je geen zorgen meer maken dat je wel eten hebt, of een dak boven je hoofd en in ruil laat je je door een vieze stinkende en behaarde man neuken. That's it. En daar word ik dus ongeloofelijk (ongelooflijk) droevig van.

Ik word er nog droeviger van als ik haar droevig zie worden bij het eten van een Oosters gerecht dat ze heeft klaargemaakt. De geuren van koriander en kardemon (kardemom) brengen haar dan steeds terug naar haar geboortedorp en je ziet haar dan, tijdens het eten, droeviger en droeviger worden. Daar word ik dus ongeloofelijk droevig van: van mijn moeder droeviger en droeviger te zien worden. (De herhaling van ‘droevig’ begon te irriteren, tot je het hier nog eens tweemaal herhaalde. Het moet dus zeker heel duidelijk zijn dat je het ervoor gedaan hebt.)

En dus zit ik, Lauranne 17 jaar, liever op café. 2 jaar geleden las ik nog Suske en Wiske, nu drink ik wiskey 'bij Suske'. Meestal drink ik gewoon bier of wijn, behalve als iemand in de bar me traktreert, dan schakel ik naar wiskey over. En ze trakteren me bijna altijd. (whisky, trakteert) (De laatste zin komt wat raar over. Het opzet is goed, maar je zegt in 1 zin ‘ik drink whisky, meestal drink ik bier of wijn, ik drink bijna altijd whisky’. De chronologie zit niet goed als je er een catchy eindnoot van wil maken.)

Ik weet niet in hoeverre mate Cruysweegs zich gaat houden aan de opdracht, maar als hij dat wel zo is, mis jij enkele elementen. De beschrijving van je plek is heel goed, en het gebruik van die geuren is een heel interessant uitgangspunt. Daarna komt het kledingstuk, wat hier niet echt concreet benoemd is. Misschien moet je het concreter over jassen hebben aan de kapstok ofzo. Als laatste komt je flashback die door eten moet getriggerd worden. Ik mis dat hier, dus misschien moet je dat Oosters gerecht iets meer uitwerken tot een duidelijke flashback?
Verder heb ik veel spellingfoutjes aangeduid (die geloof ik te wijten zijn aan het snelle typwerk) en een aantal suggesties gedaan. Je ziet maar wat je ermee doet!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten